Spelen met
BMW-sleuteltjes
Het voornaamste onderwerp van schilder Maarten Verhaak
is de
auto. Zijn schilderijen, zegt hij, behelzen geen metaforen
of diepere
betekenislagen, hij vindt auto's gewoon mooi.
"De snelwegen en fly-overs, het patroon van lijnen, pijlen,
strepen
en arceringen op de opritten, ze vormen een ideale combinatie
van
functionaliteit en betekenis."
Stamboekpaarden
Een groot vakman en ook kunstenaar was
voorts de Friese schilder die zich
had gespecialiseerd in paardenportretten
, grote doeken met de
trotse,
diepzwarte Friese stamboekpaarden tegen bijvoorbeeld
een egale, helblau-
we achtergrond. De boeren waren zijn
broodheren, toen hij vele jaren gele-
den in het Friese mini-dorpje Piaam
aan de IJsselmeerkust woonde. Hij is
daar vertrokken en helaas, helaas ben ik zijn naam
vergeten.
Maar een portret van een
Bentley in opdracht van de eigenaar? Ondenk-
baar. Verhaak zou het ook zeker niet aanvaarden,
zo'n verzoek. Het is strij-
dig met zijn artistieke uitgangspunt
dat immers juist niet die ene auto
be-
treft maar alle auto's op een zeker
moment. Het gaat over zo realistisch
mogelijke realisme, waarbij begrippen als mooi en lelijk
niet langer hanteer-
baar zijn. Zijn schilderijen, zegt hij, behelzen
ook geen metaforen of diepe-
re betekenislagen. Je ziet wat er staat. Niet alleen auto's
overigens, maar ook
Schiphol met onder veel meer een DC, een benzinestation,
een parkeerplaats.
Of de woningen in zo'n
hopeloze nieuwbouwwijk , keurig , zelfs
een
beetje speels vormgegeven, licht en lucht,
maar wel verzinkend in een wur-
gende monotonie. Dat is echter niet
meer dan mijn visie op het schilderij-
tje. Desgevraagd ontkent Verhaak dat het
over de negatieve aspecten van het
nieuwe herhalingsbouwen gaat.
Het schilderij
van het rijtjeshuis heeft zelfs een zeer verborgen biografi-
sche achtergrond. Verhaak legt uit dat
sommige waarnemingen en beelden
zich in je hoofd vasthaken en daar
jarenlang a anwezig blijven. Bij hem bij-
voorbeeld het aanzicht van de wijk in Breda waar
hij als kind woonde. Twin-
tig of dertig jaar later werden die beelden
geaktiveerd toen hij in het Amster-
damse Geuzenveld in een dergelijk
wijkje verzeilde. Het deed hem aan
zijn jeugd denken, hoewel de huizen er toen
anders uitzagen. Maar wel: het-
zelfde mengsel van mooi en lelijk, de
sfeer van de omgeving waarin hij kind
was. Daarom werden de rijtjeshuizen in
Geuzenveld, tot in het laatste gele
baksteentje gedetailleerd, dragers van Bredase
gevoelens. Niemand weet het
behalve de schilder.
Maarten Verhaak
werd opgeleid aan de academie in Tilburg
en via
werkbeurzen ook in Florence en Warschau.
Oorspronkelijk zocht hij het in
de hele en halve abstractie ('zoals elke beginnende
schilder') tot hij meende
te ontdekken dat deze beeldtaal van de twintigste
eeuw niet langer opportuun
was. Ze ging zelfs als ballast werken, als
een plichtmatigheid zonder illusie,
als een nieuwe orthodoxie.
Stropdassen
Als reactie ging hij naar het andere
uiterste, het foto-realisme, in het begin
wat ironiserend. Hij laat foto's zien
van een reeks portretten uit die tijd en
wijst er op hoeveel aandacht hij schonk
aan de stropdassen van de af-
gebeelde mannen. Het werden heren die je overal
ziet: "Toen al was er de
behoefte om steeds realistischer te worden
in die zin dat de algemeenheid
van de dingen interresanter is
dan de bijzonderheden."
Zijn expositie in de Wetering Galerie
heet Free Style II, De II duidt er op
dat er eerder een dergelijke tentoonstelling
was. Dat was twee jaar gele-
den, toen hij voor het eerst in het
openbaar brak met wat hij het orthodoxe
modernisme noemt. Zijn schilderijen waren
toen nog ironiserend, commen-
taar leverend. De ironie is nu
verdwenen, het realisme nog verder op
de
spits gedreven. Het gaat nu om de pure werkelijkheid
zonder stijlvoorschrif-
ten. Freestyle, legt hij uit, is een
term uit de rap, als daar zonder tekst wordt
gewerkt. Bij Verhaak verwijst de uitdrukking
dus naar de volstrekte afwe-
zigheid van enig schilderkunstig dogma.
Zou hij in
staat zijn om een realistisch landschap te schilderen, de in het
water weerspiegelende bomen langs het Gein
bijvoorbeeld? Jawel, zegt hij,
maar dan zou ik een ander leven moeten leiden. Hij
leeft in de stad en wil dat
ook. Hoewel mooi en lelijk liever gemeden
uitdrukkingen zijn wil hij wel
kwijt de wereld van de auto soms uitgesproken
mooi te vinden. De snelwe-
gen en fly-overs, het patroon van
lijnen, pijlen, strepen en arceringen op
de opritten, ze vormen een ideale
combinatie van functionaliteit en beteke-
nis, er is heel veel aan af te lezen. En
toen hij een keer zijn straat binnen-
kwam toen daar wegens werkzaamheden elders
alle auto's waren verwij-
derd kreeg hij even de
angst dat wereldoorlog
III was uitgebroken.
Grachten en straten zonder geparkeerde
auto's , het is onlogisch, ja , zelfs
'lelijk'.
Maarten Verhaak staat
tamelijk alleen in zijn opvattingen, sommige col-
lega's , zegt hij, reageren zelfs
uiterst verbeten, anderen maken opmerkin-
gen als : daar wil je toch niet
tegenaan kijken, al die auto's. Hij is en blijft
het symbool van alles waarvoor we bang zijn in de
moderne wereld, straling,
vervuiling, gekke-koeienziekte. Tegelijkertijd zijn
we trots op hem en kun-
nen we niet buiten hem. Een kras op je auto is een ramp.
Verhaak is in deze
niet de enige die tot een artistiek beslissing
is geko-
men er zijn meer kunstenaars die
de uitdaging van de glanzende t echniek
aanvaarden. Zoals het van oorsprong
Tsjechische maar Engelse echtpaar
Stepanek & Maslin, de Duitser Andreas Schön, de Nederlander
Mark Lisser.
Als een van zijn grote voorgangers
beschouwt Verhaak de Amerikaanse
foto-realist Richard Estes. Hij is
voorts een fan van Edward
Hopper
hoewel die toch vooral commentariërend
schilderde. Ook 'technische'
realisten uit onze eigen kunstgeschiedenis
als Heyenbrock en Roodenburg
bouwden in hun geschilderde fabrieken
en spoortreinen een heroïsche en
zelfs vroeg-socialistische boodschap. Verhaak
doet dat alles met grote na-
druk niet. Hij wil een realisme dat
door vrijmaking van het essentiële nog
realistischer is dan de werkelijkheid.